Inleiding
Dit artikel wil enig inzicht geven in de historische achtergrond, de werkingen het functioneren van de “Winterhulp Nederland”; en wel aan de hand van postale- en andere documenten en afbeeldingen van propaganda- en wervingsartikelen. Het Duitse “Winterhilfswerk”, (1933-1945) stond model voor de Nederlandse Winterhulp, maar wordt hier verder niet behandeld.
Winterhulp en Volksdienst kunnen soms nauwelijks los van elkaar worden gezien, maar dit artikel richt zich op de Winterhulp, al wordt af en toe wel de naam van de Nederlandse Volksdienst genoemd.
Alle postale stukken maken deel uit van mijn WOII‑verzameling, voor de grote poster en de speldjes is van Internet gebruik gemaakt.
“Winterhulp” is de algemeen gebruikte benaming van de Stichting Winterhulp Nederland (WHN), de Nationaal Socialistische organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog de plaats moest innemen van alle maatschappelijke hulpverlening die in Nederland voorheen door de overheid, en door particuliere en kerkelijke organisaties werd verleend. Het was een poging van de bezetter in contact te komen met brede lagen van de bevolking en een nauwere samenwerking tussen de Duitsers en de Nederlanders tot stand te brengen. Dit gebaar van “sociale bewogenheid” was echter vooral bedoeld om de “goede bedoelingen” van de bezetter te benadrukken. Dat pakte anders uit. Bij de bevolking wekte de Winterhulp ergernis, omdat deze organisatie in de plaats kwam van de particuliere liefdadigheidsorganisaties.
Naar buiten werd nadrukkelijk de indruk gewekt dat de Winterhulp geen nationaalsocialistische aangelegenheid was. Ondanks de schijn van onpartijdigheid werd WHN toch als een Duits initiatief beschouwd. WHN diende in werkelijkheid om een permanente propaganda te voeren voor het nationaalsocialistische regime, dat de sociale voorzieningen gezond zou maken. En toen de NSB in de leiding en bij de medewerkers van de Winterhulp een steeds grotere rol ging spelen, was het voor iedereen duidelijk uit welke hoek de wind waaide.
Doel en besteding
Winterhulp werd opgericht op 22 oktober 1940 door Rijkscommissaris Seyss-Inquart. De naam zegt het al: de hulpverlening was in de eerste plaats op de winterperiode gericht. Want volgens de leer kon er onder de zon van het nationaalsocialisme geen armoede bestaan. Alleen in tijden van winterkou zou extra liefdadigheid in de vorm van voedsel, kleding en dergelijke nodig zijn. Volgens artikel 2 van het oprichtingsdecreet was het de bedoeling om de in het bezette Nederland behoeftige Nederlandse staatsburgers zonder aanzien des persoon hulp en ondersteuning te bieden. De steun bestond uit waardebonnen en goederen zoals levensmiddelen, kleding etc. Aanvankelijk kregen ook behoeftige joden steun, maar die hulp stopte al snel. Want de zinspreuk “Voor het volk, door het volk” moest wel goed worden begrepen. Nee, joden behoorden immers niet tot het Nederlandse volk.
Winterhulp kreeg de vorm van een stichting onder leiding van een directeur‑generaal die alleen aan de rijkscommissaris verantwoording schuldig was. De eerste directeur-generaal was Carel Piek. Meteen na diens aantreden ging op de Amsterdamse effectenbeurs de slagzin rond: “Geen piek voor Piek”. In 1942 werd hij opgevolgd door de NSB-er Frederik Willem van Vloten (tot de ineenstorting van de Winterhulp na Dolle Dinsdag op 5 september 1944).
Om het geheugen even op te frissen: op 5 september 1944 ging het hardnekkige gerucht dat de geallieerden al voor Breda stonden en de bevrijding nog slechts een kwestie van uren/dagen was. Veel Duitsers, en met name ook veel NSB-ers, vluchtten in paniek weg naar het Noorden, indien mogelijk zelfs de grens over naar Duitsland. Na enkele dagen bleek het vals alarm en sloegen de teruggekeerde Duitsers en de “foute Nederlanders” harder om zich heen als ooit tevoren.
Inkomsten
Een belangrijke bron van inkomsten voor WHN was de collecte, die in principe één keer per maand in het hele land werd gehouden. Voorts werden inkomsten verkregen uit de opbrengst van loterijen, inhoudingen op lonen en salarissen en uit de winstpercentages die bedrijven moesten afstaan.
Het Hoofdkantoor van de Winterhulp Nederland was, met een uitgebreide staf, gevestigd aan de Hofweg 7 te ’s-Gravenhage. Zie de Duitse enveloppe hieronder.
In de loop van de oorlog werd, evenals bij andere “foute” organisaties, het Hoofdkantoor van de Winterhulp onder de druk van een dreigende geallieerde invasie op de Nederlandse kust naar het Oosten van het land verplaatst.
Op 22 februari 1944, uitgerekend op de dag van het Amerikaanse bombardement op Nijmegen, verhuisde de Winterhulp met de landelijk leider van Vloten naar Nijmegen.
Propaganda folders
Om de populariteit van de Winterhulp te vergroten, zeg maar de opbrengst, werd veel werk gemaakt van straatposters die meestal een zeer kleurrijk en opvallend uiterlijk hadden.
Organisatie van de Winterhulp
Rondom het reilen en zeilen van de Winterhulp bevond zich een enorme papierwinkel. “Gründlich” Duits zou je terecht kunnen opmerken.
Post van de Winterhulp
K-nummers
Het is opvallend dat alle getoonde enveloppen een verschillend K-nummer hebben. Het K-nummer is een door de Duitsers opgelegd registratienummer om de papierstromen van drukkerijen te kunnen volgen, en om mogelijk clandestien drukwerk (verzetsblaadjes en -kranten) te kunnen ontdekken. De verschillende K-nummers duiden op een regionale aanmaak van het WHN-drukwerk.
Het besluit van 15 juli 1941 tot beperking van papierverbruik luidde:
“Vervaardigers van drukwerken moeten op alle papier- en cartonwaren, die door hen worden bedrukt, of hun firmanaam of hun kennummer aanbrengen. Het kennummer wordt hun op aanvraag door het Rijksbureau voor de Verwerkende Industrieën, Sectie Grafische Industrie toegezonden en komt voor op een lijst, welke bij dit Rijksbureau berust.” Op 26 juli 1941 maakte het Rijksbureau voor de Grafische Industrie tevens aan alle drukkerijen bekend:“Vanaf 22 juli 1941 moet dit No. op al het drukwerk, dat u vervaardigt, worden vermeld, ook op het familiedrukwerk. Hier kan en mag niet van worden afgeweken. Indien u werk vervaardigt voor derden, dan moet hierop uw kengetal worden vermeld.” |
Inhoud van enveloppen
Fondsenwerving
De inkomsten van de Winterhulp bestonden, als gezegd, uit collectes, loterijen, een percentage uit de winst van bedrijven en een inhouding op lonen van werknemers. De collectes waren niet erg populair bij de Nederlanders.
Om te illustreren dat de collectes van Winterhulp niet overal geliefd waren het volgende: De Drentse verzetsheld Dominee Frits Slomp (Frits de Zwerver) organiseerde in zijn omgeving (Hardenberg e.o.) een boycot tegen de inzamelingen, met succes. In zijn gebied werd slechts een gemiddelde van een krappe 3 cent per gezin opgehaald.
Regelmatig werd er opgeroepen niets te geven aan de NSB’ers. “Nog geen knoop van mijn gulp voor de winterhulp”werd er wel op affiches van de winterhulp geklad. De loterijen waren daarentegen wel populair, omdat de goklust het nogal eens won van de principes.
Om gulle gaven bij straatcollectes te stimuleren ontvingen gevers speldjes. Deze speldjes werden in telkens andere series uitgegeven (sprookjes, bloemen, verkeersborden, klederdrachten, in totaal een kleine 25 onderwerpen), waardoor ze populaire spaarobjecten werden. Het eerste speldje dat in Nederland werd uitgegeven, was een lichtgevend molentje.
Echt vrijblijvend waren de collectes in latere jaren niet meer; er werd gecontroleerd en geregistreerd of iemand gaf en hoeveel.
Uitkeringen
Als uitkering gaf Winterhulp Nederland waardebonnen uit waarmee de ontvanger levensmiddelen, kleding, schoenen en brandstof kon kopen. Alle winkels waren verplicht de waardebonnen te accepteren. Het was verboden om de bonnen tegen contant geld te wisselen. De WHN toetste na aanvraag eerst of mensen in aanmerking kwamen voor bonnen.
Enkele voorbeelden van waardebonnen
Om hulpbehoevenden rechtstreeks te helpen werden waardebonnen verstrekt met verschillende waarden, 50 cent, 1 gulden en 2 gulden en vijftig cent. Echt gebruikte waardebonnen zijn extreem zeldzaam, met opdruk specimen komt men ze heel af en toe tegen op een veiling. De teksten op de waardebonnen spreken voor zich.
Propagandastempels op particuliere post
Ook op particuliere post liet de WHN-organisatie zich niet onbetuigd. Naast de plaatselijke propaganda stempels als “nevenstempel”,zijn er ook enige tijd enkele slogan stempels van de WHN gebruikt om postzegels en briefkaarten te ontwaarden.
Postzegels met een toeslag voor Winterhulp
Tussen 6 maart 1944 en 5 juli 1944 is een serie postzegels uitgegeven met een toeslag voor de Winterhulp en Volksdienst.
Daar ging wel wat aan vooraf. Reeds in oktober 1942 was er sprake van een serie toeslagzegels van/voor de Winterhulp en Volksdienst, diverse bezette landen waren hier immers al mee voorzien. Bij het 1e ontwerp zat een waarde van 10 cent plus 90 cent, die wel heel sterk deed denken aan de 87½ cent toeslag bij de Legioenzegel van 12½ cent. Beide ontwerpen zijn gemaakt door W.J.H. Nijs. Later werden de waarden van de Winterhulp en Volksdienstzegels wat bijgesteld maar de uitgifte moest wachten tot 1944.
NB. In het artikel in “Filatelie Informatief” van Gert Holstege en Jan Vellekoop “Achtergronden van de Nederlandse postzegelproductie tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog” wordt uitgelegd hoe onder druk van de bezetter de uitgifte van Kind- en Zomerzegels wordt beëindigd en vervangen door Winterhulp en Volksdienstzegels.
De geldigheid van de Winterhulp en Volksdienst postzegels eindigde reeds op 31 december van het jaar van uitgifte, 1944. Het merendeel van de zegels is terecht gekomen in verzamelaarshanden en speculanten. Dit houdt in dat veel van de postzegels niet regulier zijn gebruikt of op een meer filatelistische manier. Zowel van de filatelistisch gebruikte, alsmede van functioneel gefrankeerde poststukken worden enkele exemplaren getoond.
Bronnen
Internet
Wikipedia
Catalogus Buitenkamp-Müller
Michel PostgebührenHandbuch Deutschland
Horst Landsmann, die Zensur von Zivilpost in Deutschland
Eigen verzameling
-o-o-o-
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het blad Terugblik van de Documentatiegroep ’40-’45. Voor dit artikel werd de L.H. Tholen trofee toegekend aan Adam van der Linden. Deze prijs is voor het beste artikel in de niet-filatelistische pers in 2020, beschikbaar gesteld door de stichting die het maandblad Filatelie uitgeeft.