door Gerard van Welie FRPSL
In september 2015 gaf ik deze lezing bij de presentatie van de 75e editie
van de NVPH catalogus in het Muscom in Den Haag. Vraag van het bestuur van de handelarenvereniging was: waarom staan de 25 cent en een gulden telegramzegels zo hoog genoteerd in verhouding met de andere waarden?
Om dit te begrijpen eerst iets over de oorsprong en werkwijze van de telegrafie in Nederland.
Oorsprong
In 1845 kwam de eerste telegraafverbinding tot stand door de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) tussen Amsterdam en Haarlem. Hiermee kon doorgeseind worden wanneer de trein was vertrokken en wanneer deze aan zou komen. Eduard Wenckebach wordt genoemd als de stichter van de telegrafie in dit land. Het telegraafnet werd in het begin dus geëxploiteerd door spoorwegmaatschappijen.
Op 1 december 1852 werd naast de inmiddels diverse spoorwegmaatschappijen die telegraaflijnen onderhielden de Rijkstelegraaf op gericht. Het telegraafnet werd nu ook buiten de spoorweglijnen aangelegd.
Werkwijze
De afzender kon het te verzenden bericht op een aanbiedingsformulier (eventueel door de loketbeambte laten) opschrijven. De kosten van verzending konden contant worden betaald maar vanaf 1 januari 1877 ook door aanhechting van telegramzegels. Contant betalen bleef echter mogelijk.
Het aanbiedingsformulier was overigens vormvrij. Er mocht bijvoorbeeld ook een briefkaart worden gebruikt, geadresseerd aan het telegraafkantoor. De telegramzegels moesten dan op de achterzijde worden geplakt.
Vervolgens werd het bericht in Morse door het koperdraadje overgeseind. Op het kantoor van de geadresseerde werd het bericht ontvangen en machinaal afgedrukt op een strook papier. Vervolgens werd dit daar overgeschreven op een berichtgevingformulier dat door de telegrambesteller bij de geadresseerde werd bezorgd. Was er nog geen telegraaflijn of woonde de geadresseerde op een afgelegen plek, dan werd het berichtgevingformulier op de post gedaan. De portokosten werden dan door de telegraafdienst aan de postdienst betaald, want de afzender had immers de overbrengingskosten al volledig voldaan.
Envelop voor een berichtgevingformulier, op de post gedaan naar een wat afgelegen wonende baron in zijn buiten bij Nijmegen, 29 maart 1856. De 5 cent postzegel voor verzending van het telegraafkantoor naar geadresseerde is door de telegraafdienst betaald. Het poststuk werd ambtshalve aangetekend, want het telegram moest in handen worden uitgereikt.
Zo komen we ook telegrammen tegen die Poste Restante zijn geadresseerd. Ook dan moest de telegraafdienst de portokosten aan de posterijen betalen, tegen het lokaal tarief.
Op het kantoor van verzending werden de aanbiedingsformulieren enige maanden bewaard, zodat bij klachten eventuele fouten in de vertaling naar Morse zouden kunnen worden gecontroleerd. Daarna werden de formulieren vernietigd.
Telegramzegels: ontwerp
Het oorspronkelijke ontwerp van de Nederlandse telegramzegels is van A.H. van Thiel. Hij werd hierbij geïnspireerd door de eerder verschenen Belgische telegraafzegels (in België worden ze dus anders genoemd). Ze waren zeshoekig, zodat ze goed te onderscheiden waren van postzegels. In de rand staan bliksemschichten, zo snel zouden de berichten kunnen worden overgeseind. In het middenstuk staat een rozet van woorden “telegramzegel”. De zegels werden in lila gedrukt. De eerste drukken zijn wat fletser dan de latere. Vervolgens werden de zegels van een waarde voorzien in zwart, de een en twee gulden echter in rood.
Op 1 januari 1877 werden acht waarden uitgegeven. Op 22 september 1879 volgden de 1, 3 en 5 cent en pas op 12 mei 1903 de 25 cent.
Telegramzegels: gebruik
De op de aanbiedingsformulieren aangehechte telegramzegels werden zorgvuldig gecontroleerd op de toepassing van het juiste tarief en ook op echtheid van de zegels. Het ging immers om vrij hoge bedragen, veel hoger dan bij de brievenpost gewoonlijk het geval was.
Om aan te geven dat deze controle was uitgevoerd werd op de telegramzegels met inkt of blauw potlood een kruis gezet. We komen deze overigens ook af en toe in andere kleuren tegen.
Hierna werden de telegramzegels ontwaard door er met een speciaal hiervoor aangemaakt doorslagapparaat een rond gat in te slaan. Waren er twee loketten, dan werd op het tweede loket een vierkant gat geslagen, zodat achteraf kan worden vastgesteld wie het telegram had aangenomen en de voorgeschreven controles had uitgevoerd. Het gat mocht niet door de waarde-aanduiding worden geslagen.
Het blauwe kruis is dus geen ontwaarding van de telegramzegel maar een controleteken. Dit staat nog steeds onjuist in de NVPH catalogus en diverse andere literatuur.
Vanaf 1911 worden de zegels niet meer doorboord maar ontwaard met een datumstempel. We komen ook wel zegels van voor die tijd tegen, zelfs met puntstempel, maar die zijn dus tegen de voorschriften ontwaard. Mogelijk zaten ze volgens voorschrift op de achterzijde van een poststuk of briefkaart (zie hiervoor) en werd de stempeling daarvan meteen maar meegenomen.
Verkoop van zegels op de Rijksveilingen
Van 1889 tot en met 1902 werden de telegramzegels van de aanbiedingformulieren geknipt voordat de formulieren werden vernietigd. De afknipsels werden in partijen op de Rijksveilingen aan postzegelhandelaren verkocht.
Eind 1902 werd hiermee gestopt, vermoedelijk in verband met het briefgeheim. Er kon immers nog een stukje van het bericht op de achterzijde van het knipsel zitten. De laatste veiling was op 2 december 1902.
De 25 cent
Het kwartje werd pas op 12 mei 1903 uitgegeven. Van 1886 tot en met 1916 was 25 cent het basistarief tot tien woorden voor een telegram binnen Nederland.
Daarboven was het tarief 3 cent per woord. Vanaf 1898 5 cent per vijf en later per tien woorden.
De 25 cent was pas medio 1903 verkrijgbaar, dus moest tot die tijd het basistarief met een combinatie van zegels worden geplakt.
De 25 cent werd dus van 1903 tot en met 1916 veelvuldig gebruikt. We weten dat van 1903 tot en met 1913 er meer dan 115.000 exemplaren van zijn verkocht. Waarom is dit zegeltje dan tegenwoordig zo duur?
Zoals gezegd stopten de Rijksveilingen eind 1902. Alle aanbiedingsformulieren moesten daarna mét de aangehechte zegels worden vernietigd. En de 25 cent is pas daarna uitgegeven, dus kan nooit op reguliere wijze in handen van verzamelaars zijn gekomen.
Dit verklaart ook waarom zegels, ook in andere waarden, zo schaars zijn met datumstempel. Het voorschrift om een datumstempel te gebruiken kwam pas in 1911, dus jaren nadat de verkoop op de Rijksveilingen was gestopt. Ook deze zegels moesten allemaal vernietigd worden.
We komen nog wel 5 cent zegels met datumstempel tegen. Die zijn meestal niet van aanbiedingsformulieren afkomstig, maar van kwitanties die voor de verzendkosten werden uitgegeven. Het tarief daarvoor was 5 cent en vanaf 1 november 1919 10 cent.
Complete aanbiedingsformulieren met telegramzegels zijn nooit in verzamelaarshanden gekomen, want ze moesten allemaal worden vernietigd. Af en toe komen we een berichtgevingformulier tegen waarop later een telegramzegel is geplakt. Dat is dus altijd maakwerk. De zegels moesten door de afzender op aanbiedingsformulieren worden geplakt vóór het overseinen door het koperdraad. Niet op het kantoor van aankomst, waar het bericht na omzetting uit het Morse bij de geadresseerde werd bezorgd.
En de twee gulden?
Deze was van begin tot eind verkrijgbaar maar werd vanwege de hoge waarde minder gebruikt. Van 1877 tot en met 1913 werden er iets meer dan 27.000 van verkocht.
Einde der geldigheid
Op 31 december 1920 werd het gebruik van telegramzegels afgeschaft. De seinkosten moesten voortaan contant worden betaald.
Literatuur
Geschiedenis van de Rijkstelegraaf 1852-1952, Dr. E.A.B.J. ten Brink, C.W.L. Schell.
Eduard Wenckebach en de HIJSM als baanbrekers van de openbare telegrafie, W. Benschop.
Een tijding met de snelheid des bliksems, R. Korving, B. van der Herten.
Techniek in Nederland, deel IV, Telegrafie en telefonie, O. de Wit.
Verzamelde Voorschriften voor het Staatsbedrijf der PTT..
Handleiding bij de uitoefening van den dienst op de … tele¬graafkantoren, J.W.H.M. Meijer.
Hoe moet ik mijn telegrammen verzenden? Druk¬kerij Bos.
Circulaires van de Rijkstelegraafdienst.
Handboek poststempels Nederland, C. Janssen.
Postmerken & Postinrichtingen (PEP), deel II, De Rijkstelegraaf in Nederland.
Proevencatalogus 1988, J.L. van Dieten.
Nederlandse Postgeschiedenis, G.J.J.M. van Hussen.
Artikelen in De Philatelist, Maandblad Filatelie en De Postzak.
Telegramzegels, in Sassenpepertjes, Postzegelvereniging Zwolle, G.L. van Welie.
Telegraaf- of telegramzegel? In catalogus 6e NVPH show Stamp Passion ’08.